• Webstek van de LHC Plutonica
Home > Studentenleven > Franstalig-Belgisch studentenleven

Het Franstalig-Belgische studentenleven

Een belangrijke filosofische scheiding verdeelt de Waalse studentenwereld: die tussen katholieke en vrijdenkende studenten. Het gaat hier niet om een bepaalde onderliggende agressiviteit, maar meer om twee verschillende tradities.

Het belangrijkste visuele onderscheid is het hoofddeksel. De vrijzinnigen dragen een pet met een lange klep (la penne), meestal wit van kleur, althans bij aankoop. Na enige maanden verandert de kleur naar iets ongedefinieerds, afhankelijk van de aard van vuil dat zich er dan op bevindt. De katholieke studenten dragen de calotte, een zwart rond hoofddeksel uit (namaak)bont zonder kepi.

Een ander groot verschil tussen penne en calotte is dat de eerste (met klep) gebonden is aan de specifieke universiteit of hogeschool van de drager. De calotte is gebonden aan de afkomst of overtuiging van zijn eigenaar. In niet-katholieke universiteiten zijn er dus wel degelijk calottedragers.

Wat volgt gaat voornamelijk over de traditie die met de calotte samenhangt.

De calotte

De calotte dateert uit de 19e eeuw en vindt zijn oorsprong in de Schoolstrijd. De studenten van Leuven wilden zich van de andere onderscheiden door een apart hoofddeksel en er werd gekozen voor de calotte.

Zuiver traditioneel bekeken wordt de calotte geassocieerd met de Société Générale Bruxelloise des Etudiants Catholiques en hun oprichter, Edmond Carton de Wiart (1895). Deze vereniging was er vooral voor de Brusselse studenten in Leuven, maar ook voor katholieke studenten in Brussel (ICHEC, ECAM, ...). De vereniging verdween in 1953.

Vanaf de eerste dag stond de calotte symbool voor drie waarden : academische vorming, katholicisme en patriotisme. Het is aan dit laatste te danken dat de calotte slechts een half succes werd. Het werd voor de Vlaamse studenten in Leuven al snel het kenmerk voor de Waalse overheerser. De meeste Nederlandstaligen droegen de calotte dan ook niet. Toch bestaan er nog steeds Vlaamse studentenverenigingen die de calotte dragen, hoewel ze meestal Franstalig zijn (de zgn. franskiljons).

Met de opslitsing van de Leuvense universiteit verdween de calotte bijna uit het gezicht gedurende de jaren '70. Gedurende de tachtiger jaren verscheen ze echter weer meer en meer in het studentikoze straatbeeld, vooral in Louvain-la-Neuve (UCL) maar ook in Brussel (FUSL, ECAM, ICHEC) en Namen (FUNDP).

Daarnaast bestaan er nog enkele specifieke verenigingen, meestal meer Belgicistisch dan Vlaamsgezind, zoals de "Koninklijke Oost- en Westvlaamse Katholieke Studentenkring" (Vla-Vla) in Leuven en de Koninklijke Mechelse Katholieke Studentenkring" (la Malinoise). Deze verenigingen bestaan voornamelijk uit Franstaligen in Vlaanderen.

De calotte wordt ook gedragen aan enkele voormalige Rijksuniversiteiten. In Luik is er de "Royale Union des Etudiants Catholiques" en haar meer traditioneel getinte tak "Ordre du Torê" die een groene calotte dragen. In Gent bestaat ook de "Société Générale des Etudiants Catholiques de Gand" (kortweg Gé gantoise of Gé catholique), tot op heden de oudste nog bestaande calottedragende vereniging in België sinds 1879. Ze dragen een witte calotte en ook zij bestaan voornamelijk uit Franstalige studenten.

Sinds enkele jaren bestaat er in Namen een Nederlandstalige studentenvereniging "Brabo" die voornamelijk bestaat uit Vlaamse studenten die er in het Frans studeren omdat ze er de taal willen leren.

De verenigingen

Vandaag wordt er meestal een onderscheid gemaakt tussen drie soorten verenigingen:

  • de faculteitskringen (les cercles)
  • de regionale clubs (les régionales)
  • de ordes (les ordres)

Les cercles facultaires

Dit soort vereniging overkoepelt alle studenten van eenzelfde studierichting of faculteit. In Louvain-la-Neuve beschikt elke kring over een eigen "bar" waar activiteiten georganiseerd worden, onder de middag broodjes verkocht, 's avonds café gehouden wordt en eenmaal per week een fuif. De kringen organiseren tevens een doop en een passage de calottes, waarover verder meer. Op dit ogenblik zijn er 10 crecles in Louvain-la-Neuve en 3 in Louvain-en-Woluwé.

Les régionales (streekgebonden clubs)

Zij (proberen) alle studenten te verzamelen uit eenzelfde streek. In Louvain-la-Neuve gedragen de regionale clubs zich discreter dan de kringen, met 2 uitzonderingen : La Lux uit de provincie Luxemburg en La Carolo uit Charleroi. Ze hebben geen eigen bar, maar zijn desondanks ouder dan de facultaire kringen en ook meer traditioneel getint, meer "folkloristisch" zoals ze het zelf uitdrukken. Ze organiseren ook een doop en passage de calottes. De leden van deze regionale clubs gaan er graag prat op dat ze de bewakers zijn van de ware calotte en erbij horende tradities. Dit is voor een deel overdreven, maar voor een deel ook realiteit. In Louvain-la-Neuve zijn er 16 régionales, overkoepelt door de Fédération Wallonne des Régionales de l'UCL (Fédé) ook al zijn niet alle verenigingen Waals, zoals de Bruxelloise en de Grand-Ducale.

Les ordres (vriendenclubs)

De ordes zijn een soort ondefinieerbare verenigingen die noch régionales, noch cercles zijn. Hun belangrijkste gemeenschappelijke punt bestaat uit het samenbrengen van studenten en oud-studenten en uit het organiseren van een beperkt aantal activiteiten, vooral meer traditioneel gericht. In dit kader passen vooral de coronae, te vergelijken met wat in Vlaanderen een cantus is, of in Duitsland een Kneipe. Daarnaast zijn er activiteiten als galabals en de jaarlijkse banketten, die dikwijls uit meerdere gangen bestaan. In het algemeen zijn de leden van de Ordes iets ouder dan diegene van de régionales en de cercles. Dikwijls zitten ze in hun derde of vierde jaar en blijven ze levenslang lid. De ordes onderscheiden zich ook van de rest doordat ze minder afwijken van de tradities. In Louvain-la-Neuve zijn er o.a. de Ordre Académique de Louvain-la-Neuve (ANLO), Ordre Académique de Sainte-Barbe (ASBO), Lovaniensis Scientificus Ordo (LSO) en in Brussel de Ordre du Pétase. Een bijzonder geval is de Brusselse Ordre Académique de Saint-Michel, die eigenlijk voornamelijk uit studenten van de UCL bestaat. De paradox in de Waalse traditie is dat de régionales beweren de ware opvolgers van de tradities te zijn, terwijl die eigenlijk het best gevolgd wordt in de Ordes. In de ULB-traditie bestaan er binnen de faculteitskringen ook guildes (gilden) die hetzelfde doel hebben.

Lidmaatschap van een vereniging

Lid zijn van een vereniging is niet altijd even duidelijk. Per definitie zijn alle leden van een faculteit ook lid van de bijhorende cercle, ook al laten ze zich daar nooit zien. Voor de régionales ligt dat iets moeilijker: daar is er in het begin van het jaar een doop en een passage des calottes. Deze twee zijn meestal niet gebonden aan elkaar maar in de praktijk wordt de calotte dikwijls doorgegeven in het 2e jaar, wanneer men al gedoopt is. Het is dan ook moeilijk te bepalen wie echt lid is van een régionale: wie reeds gedoopt werd, of wie zijn calotte reeds doorgaf, of wie regelmatig naar activiteiten komt, of wie in de streek woont? Er is geen unaniem criterium. Zowel cercles als régionales worden bestuurd door een comité, zonder vaste grootte maar steeds groter dan een Vlaams praesidium: er zijn meer functies. Meestal gaat het om 12 à 30 mensen. De Ordes kennen meestal een kleiner bestuur van 5 à 6 personen die het praesidium genoemd worden.

Corona en Passage de calottes

Tijdens een corona (te vergelijken met een Vlaamse cantus) wordt de calotte dikwijls doorgegeven. Dit is zeker niet altijd het geval geweest, verre van zelfs. Dit gebeurt meestal enkel binnen een cercle of een régionale. Een corona wordt voorgezeten door de Grootmeester (Grand'Maître). Deze persoon is meestal niet de voorzitter, die houdt zich meer bezig met het dagelijks bestuur van de vereniging. De impétrants (te vergelijken met schachten, eerstejaars), meestal 2 à 3, moeten gedurende de clubavond bewijzen dat ze de traditie (la folklore, liederen, regels, ...) kennen en een calotte kunnen lezen De calotte bevat namelijk veel informatie over zijn eigenaar. Een belangrijk ogenblik tijdens de corona is het brengen van guindailles, het equivalent van een speech. Dit is een originele tekst, dikwijls gezongen, die een bepaalde inhoud moet hebben en meestal humoristisch van inslag is. Daarnaast horen de deelnemers een niet-onaanzienlijke hoeveelheid bier te verwerken gedurende de avond.

Frédéric Amez