Vanaf 1834 bekleedde Jan Baptist David de leerstoel Vaderlandse geschiedenis aan de Katholieke Universiteit Leuven. Daar zette hij zich in om de Nederduitse (Nederlandse) letterkunde te bevorderen. Op 20 oktober 1836 stichtte Emmanuel Van Straelen het Nederduytsch Tael- en Letterlievend Genootschap Met Tijd en Vlijt. Na enkele jaren werd professor David er voorzitter van, na diens dood in 1866 professor Pieter Willems. De voorzitters werden door de rector benoemd. Het uit 1867 daterende vaandel van het genootschap wordt in het Archief en Museum van het Vlaams Studentenleven (AMVS) in Leuven bewaard.
kanunnik Jan-Baptist David
Taalbeheersing en encyclopedische kennis in een rederijkersatmosfeer werden nagestreefd door dicht- en prozawerk en lezingen allerhande. Slechts zelden werd hiervoor beroep gedaan op niet-leden. Ook werd er op 6 november 1859 een oproep gedaan voor de uitgifte van een Algemeen Vlaamsch Idioticon, dat in 1865 ook effectief verscheen van de hand van Lodewijk Willem Schuermans. Daarnaast ontstond langzamerhand belangstelling voor de politieke Vlaamse actie, al werd dit nooit het hoofddoel. Zo vroeg Met Tijd en Vlijt een leerstoel voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, doch Willems weigerde een verzoekschrift aan de bisschoppen te richten om de gedeeltelijke vervlaamsing van het onderwijs te vragen, zoals A. Depla voorstelde (1876). Ondermeer de latere Antwerpse burgemeester Jan Van Rijswijk is een van de 150 leden begin jaren 1870.
Vanaf 1870 wordt het katholieke flamingantisme conservatiever en godsdienstiger door de groeiende levensbeschouwelijke tegenstellingen tussen klerikalen en anti-klerikalen en de verdwijning van de Pauselijke Staten. Die evolutie is bijzonder goed zichtbaar in Met Tijd en Vlijt, in de jaren 1860 progressief en democratisch, maar na 1870 reactionair. In januari 1875 wordt vanuit Met Tijd en Vlijt het Davidsfonds opgericht als katholieke tegenhanger van het liberale Willemsfonds. Het Davidsfonds wordt de bezieler van de katholieke Vlaamse Beweging. Het inspireert zich in zijn werking en organisatie op het Willemsfonds, maar dan vanuit een tegenovergestelde gezindheid, trouw aan zijn leuze "Voor Godsdienst, Taal en Vaderland". In de tweede helft van de jaren '70 zijn ook de blauwvoeters Albrecht Rodenbach, Zeger Maelfait en Pol de Mont lid van het genootschap.
Hierna wordt de rol van Met Tijd en Vlijt teruggedrongen tot haar primaire functie: de beoefening van de taal- en letterkunde. Waar aanvankelijk alle Vlaamsgezinde studenten lid werden van de vereniging, waren het na 1875 vooral studenten Germaanse filologie die de ledenrijen vulden. Willems werd na zijn dood in 1898 opgevolgd door professor Paul Alberdingk-Thijm. Het genootschap levert na 1888 veel van de redactieleden van Ons Leven (zoals stichters Adelfons Henderickx Pieter-Jozef Sencie), maar het geeft ook het eigen blad Lettervruchten uit. In de periode van de prins-student vinden we onder meer de latere professor Reimond Speleers (secretaris 1895-1900), dichter-schrijver Omer De Laey (secretaris 1899-1900), August Borms (boekbewaarder 1899-1900), de latere professor Henry De Vocht (boekbewaarder in 1903-1904 en penningmeester in 1904-1906), studentenleider Jef vanden Eynde, schrijver Ernest Claes, de latere burgemeester van Antwerpen Karel van Cauwelaert, longspecialist Albert-Jan Van Driessche en de latere hoogleraar Lodewijk Dosfel terug onder de leden. Verder wordt onder auspiciën van het genootschap in 1909 de bundel Verzen van August Van Cauwelaert gepubliceerd. In de jaren '20 zijn onder meer de schrijver Paul Lebeau en de latere Kessel-Lose burgemeester Alfons Vranckx lid en in de jaren '30 de latere CVP-minister Renaat Van Elslande. Vanaf 1938 is Paul Sobry voorzitter.
Na de Tweede Wereldoorlog kwijnt het genootschap langzaam weg en verdwijnt einde jaren '50 definitief. De oudste Nederlandstalige studentenvereniging in België, die meer dan 120 jaar bestaan had, was niet meer. Het archief van het genootschap (1836-1945) bevindt zich ook in het AMVS.
Peter Dirix
|