• Webstek van de LHC Plutonica
Home > Studentenleven > Encyclopedisch woordenboek over het studentenleven

Encyclopedisch woordenboek over het studentenleven

in opbouw

ab-actis (volgens de officiële spelling abactis): Secretaris van een studentenvereniging. Hij/zij staat in voor het opmaken van verslagen en de briefwisseling. In kleinere verenigingen wordt deze functie meestal gecombineerd met die van scriptor en vaak ook scriptor genoemd. Het meervoud is ab-actissen.

AC: Afkorting van algemeen convent.

ad fundum: Latijnse uitdrukking, letterlijk: tot op de bodem, dus het glas bier in één keer uitdrinken. Het verkleinwoord is adje.

ad libitum: Latijnse uitdrukking, letterlijk: naar believen, dus zoveel slokken drinken als je zelf kiest.

algemeen convent: Vergadering van alle leden van een studentenclub. Belangrijke beslissingen worden vaak hier genomen.

autosanctie: Ondanks het feit dat de praeses in principe niet gestraft kan wordden voor gebeurlijke fouten, wordt dit vaak toch door de corona gevraagd. De straf die de praeses dan drinkt, wordt autosanctie genoemd.

bierdochter: Zie petekind.

bierfamilie: De volledige stamboom van peters/meters en petekinderen.

bierhanger: Zie Zipfel.

bierlint: Zie clublint.

biermoeder: Zie peter/meter.

bierpetje: Zie clubpet.

biervader: Zie peter/meter.

bierzoon: Zie petekind.

boemelaar: Iemand die boemelt, in zijn eentje op stap gaat.

boemelen: In zijn eentje op stap gaan, in tegenstelling tot rollen.

caféclub: Studentenclub die mensen die een bepaald café frequenteren als doelpubliek heeft.

calotte: Hoofddeksel van de Franstalige katholieke studenten. De calotte of toque is een astrakan muts met gekleurde lintjes en pins die onder meer studies en afkomst van de student aangeven. Van 1895 tot 1907 was ze de algemene pet van de Belgische katholieke studenten; daarna voerden de Vlamingen hun eigen studentenpet in. Tegenwoordig wordt de calotte nog gedragen door een aantal Franstalige verenigingen in Leuven en Gent.

cantor: Andere naam voor procantor. Het meervoud is cantores, soms vernederlandst tot cantoren.

cantor cantorum: Procantor van een seniorenconvent, voornamelijk gebruikt bij SK Ghendt, SK Ancienitas en SK Zuid-Westers. Ook de procantor van de Folklore Academie van de VUB draagt deze titel. Het meervoud is cantores cantorum. In Leuven wordt de term echter fout gebruikt, vermits de cantor van het Seniorenkonvent gekozen wordt onder de seniores en niet onder de cantores. Bij KVHV Brussel wordt de cantor cantorum aangeduid door een zangwedstrijd.

cantorenconvent: Avond waar liederen aangeleerd worden. Oorspronkelijk heette zo'n avond cantus.

cantus: Avond waar gezongen en gedronken wordt volgens de regels van de Clubcodex . Eigenlijk heet zo'n avond clubavond en is cantus een speciale avond waarbij de liederen aangeleerd worden. Het meervoud is cantussen (alhoewel het oorspronkelijke Latijnse meervoud ook cantus was, met een lengteverschil in de oe-klank).

cantushamer: Samen met de commandodegen en de studentenknuppel een mogelijk gezagssymbool voor de praeses en de schachtenmeester. Tegenwoordig wordt bijna altijd een cantushamer gebruikt.

club: Zie studentenclub.

clubavond: De periodieke avond wanneer de leden van de studentenclub vergaderen. Vroeger volgde deze altijd de regels van de Clubcodex en kwam dus overeen met wat we nu een cantus noemen. Tegenwoordig wordt de clubavond wekelijks georganiseerd (voor de jaren '50 meestal maandelijks) en bestaat hij uit allerhande activiteiten, zoals cantussen, rollingen, bierspelletjes, cafésporten, enz. De avond begint meestal in het clubcafé.

clubcafé: Vast stamcafé van een studentenclub.

Clubcodex: Het geheel aan regels dat de algemene werking van een studentenclub regelt. Hij wordt aangevuld met de specifieke statuten van een club om de interne werking te regelen. Beter bekend onder de naam blauwe bladzijden (in het verleden waren ze trouwens groen).

clubhuis: Huis dat eigendom is van of gehuurd wordt door een studentenclub of haar leden.

clubkleuren: Ook Couleur of gewoon kleuren genoemd. 1. De kleuren in het wapen van de club, in Vlaanderen meestal drie al dan niet verschillende kleuren. De Leuvense gouwgilden dragen twee kleuren. 2. Het geheel van kenmerkende parafernalia dat een clublid draagt, zoals linten, studentikoze hoofddeksels en eventueel een zipfel.

clublied: Officieel lied van een studentenclub. Vroeger vaak op een zelfgecomponeerde melodie, tegenwoordig vaak op een bestaande melodie.

clublint: Lint dat door alle commilitones van een studentenclub gedragen wordt. Het is zo'n 120 cm lang en 27 mm breed en bestaat normaal gezien uit drie kleurbanden, afgebiesd met goud of zilver. Het clublint wordt bij voorkeur samengehouden door een lintknoop. Ontgroende leden van de club dragen het clublint over de rechterschouder, schachten over de linkerschouder. De schachtenmeester draagt gekruiste linten over beide schouders, het lint over de linkerschouder bovenaan. Het clublint wordt door clubleden ook commilitolint, smal lint of eenvoudigweg lintje genoemd. Naar het Duits wordt het soms ook bierlint genoemd.

clubpet(je): Het clubpetje is tegenwoordig het normale hoofddeksel van de Vlaamse clubstudent (toch diegenen van de katholieke traditie). Enkel ontgroende commilitones mogen een clubpetje dragen. De pas ontgroende commilito ontvangt het clubpetje uit handen van de praeses na de ontgroeningsplechtigheid. Het clubpetje wordt nooit op straat gedragen; aan de clubtafel wordt het nooit afgezet, tenzij men de corona verlaat. Het petje wordt ook niet op de mouw gespeld. Het bestaat uit de drie stroken van de clubkleuren als rand en de hoofdkleur als bodem. Het petje heeft iets van een keppeltje en wordt op het achterhoofd gedragen. Een oud-praeses en een commilto honoris causa hebben het recht een clubpetje met geborduurd eikenloof te dragen. Clubpetjes werden rond 1930 in Vlaanderen ingevoerd door het Seniorenkonvent Leuven. Tot enkele jaren geleden was de enige Franstalige vereniging die clubpetjes draagt, de Ordre académique de Saint-Michel in Brussel, maar intussen hebben een aantal andere vereningen het ook geadopteerd. Het clubpetje wordt soms ook bierpetje en in de spreektaal ook potske genoemd.

clubvaan(del): Het clubvaandel of de clubvaan is de vlag van de club. Het kan kleurbanden in de kleuren van de club, het schild, een allegorische voorstelling of een combinatie van voorgaanden bevatten.

codex: Zie studentencodex. Het meervoud is codices.

collegebond: Zie scholierenvereniging.

colloquium: Deel van een clubavond waarin er niet gezongen wordt en iedereen met elkaar kan praten. Tijdens het colloquium mogen de glazen bijgevuld worden. Indien je de tafel wil verlaten, moet je tempus vragen. Het meervoud is colloquia.

commandodegen: Samen met de cantushamer en de studentenknuppel een mogelijk gezagssymbool voor de praeses en de schachtenmeester. Tegenwoordig wordt meestal een cantushamer gebruikt.

commilito (soms vernederlandst tot commilitoon): Alle leden van een studentenclub, zowel de oud-leden, de ouderejaars als de schachten. Betekent eigenlijk wapenbroeder. Het meervoud is commilitones (Latijn) of commilitonen (Nederlands). Als vrouwelijke vorm hoort men soms commilitoneske. Het concept is sinds de jaren '60 ook overgenomen door faculteitskringen.

commilito extra muros: Als commilito van een streekclub ook wordt opgenomen bij een andere club, wordt hij in zijn tweede club commilito extra muros genoemd. Volgens de Clubcodex heeft hij daar geen stemrecht. Het meervoud is commilitones extra muros.

commilito honoris causa. Studentenclubs en hun overkoepelende organen kunnen iemand die geen lid is van de club commilito honoris causa (letterlijk: erecommilito) omwille van zijn verdiensten voor de studentenclub of het studentenleven in het algemeen. Ook politici en andere notabelen kunnen deze titel verkrijgen omwille van hun politieke of maatschappelijke verdiensten. Het volstaat niet deze functie af te kopen. Het meervoud is commilitones honoris causa.

commilito pro meritis: Studentenclubs kunnen een niet-clubstudent of een lid van een andere studentenclub wegens zijn verdiensten t.o.v. de club ook het clublint schenken. Een zogenaamde commilito pro meritis (letterlijk: commilito wegens verdiensten) wordt onmiddellijk ontgroend, maar heeft verder het statuut van een gewoon commilito. In tegenstelling tot commilito honoris causa is het geen eretitel. Het meervoud is commilitones pro meritis.

consul primus: Voorzitter van de Folklore Academie aan de VUB. Het bestuur bestaat verder uit een consul seniores, een cantor cantorum, een scriptor, een quaestor en een vaandrig. Het meervoud is consules primi.

convent (vaak konvent gespeld): 1. Vergadering van leden van studentenclubs. Zie ook algemeen convent en seniorenconvent. 2. Koepelorganisaties in Gent: Seniorenkonvent Ghendt, Fakulteitenkonvent Gent, Kultureel Konvent, Aktiviteitenkonvent, Politiek en Filosofisch Konvent, Homekonvent. 3. Onderdeel van een studentencorps. Zo bestaat het KSC Brussel tegenwoordig nog uit drie conventen: Bezem Brussel (jongensclub), Sint-Goedeleconvent (meisjesclub) en Oud-KSC (oud-ledenvereniging).

corona: 1. De clubtafel. 2. De verzameling van alle commilitones die aan de clubtafel aanzitten, dus inclusief de schachten en het praesidium. Noot: het meervoud is coronae.

corps (in Gent ook korps gespeld): 1. Studentenvereniging naar Nederlands model aan de Vlaamse Hogeschool te Gent (1916-1918). De naam Gents Studentenkorps voor de KVHV-koepel in Gent (1997) is hier een verderzetting van. In Nederland bestaan deze corpora sinds de tijd van Willem I (1813-1839). 2. Studentenvereniging die uit meerdere conventen (club, cultureel convent, ...) bestaat, zoals KSC Brussel (1944), NBHC Endivia (1999-2003) en Plutonica (2002). 3. Vechtende studentenclub naar het model van de Duitse Corps: het Corps Flaminea in Leuven. De eerste Duitse corpora ontstonden in de achttiende eeuw, het Corps Flaminea in 1989. Het meervoud is corpora (in Vlaanderen ook corpsen, en voor categorie [3] ook, naar het Duits, gewoon corps).

corpsboek: Verzameling van de officiële liederen van de verschillende studentenverenigingen.

corpscafé: Vast stamcafé van een corps.

corpshuis: Huis dat eigendom is van of gehuurd wordt door een corps of zijn leden.

corpslied: Officieel lied van een corps.

corpspraeses (volgens de officiële spelling corpspreses): Praeses van een corps.

Couleur: Duitse term voor clubkleuren.

crapuleuse: Zie klak.

dispuut: Het Nederlands equivalent van de Vlaamse studentenclub. Ze worden vaak overkoepeld door een corps of een studentenvereniging. Binnen het Leuvense Hollandia Lovaniensis hebben in het verleden een aantal disputen bestaan.

dominus morum: Latijnse naam voor zedenmeester. Vooral gebruikt in Diepenbeek. Het meervoud is domini morum. De vrouwelijke versie is domina morum met als meervoud dominae morum.

doop: Eerste, ludieke initiatieplechtigheid van een studentenclub. De doop is een voorlopige opname waarna het kandidaat-lid schacht wordt tot aan zijn ontgroening. Het concept is sinds de jaren '60 ook overgenomen door faculteitskringen.

duelleren: Zie vechten.

dwarsbalk: Zie faas.

egregia: Vrouwelijke mascotte van een aantal Diepenbeekse jongensclubs, zoals Boves Luci en Klamme Hand. Betekent uitverkorene. Noot: het meervoud is egregiae.

erelid: Buitenstaander die omwille van een financiële of materiële bijdrage welkom is op de activiteiten van een studentenvereniging. Zeker niet te verwarren met commilito honoris causa.

erepraeses (volgens de officiële spelling erepreses): Erevoorzitter van een studentenclub. Dit is een eretitel die altijd gaat naar een oud-lid en meestal naar een oud-praeses.

estafette: Wedstrijd waarin twee of meer teams om ter snelst ad fundum drinken.

faas: Horizontale kleurenband bovenaan het schild van een studentenclub of faculteitskring. Meestal zijn het de kleuren van het overkoepelend orgaan waarvan de vereniging lid is. Wordt ook dwarsbalk genoemd.

facbar: Stamkroeg van een faculteitskring. Deze kan uitgebaat worden door de kring zelf of doorgaan op (een) bepaalde avond(en) in een regulier café. Vaak afgekort tot fac.

faculteitenconvent: Overkoepelend orgaan voor faculteitskringen. Bestond vroeger in Leuven (nu vervangen door LOKO) en bestaat nog steeds in Gent. Wordt meestal fakulteitenkonvent gespeld.

faculteitskring: Studentenvereniging voor alle studenten van een bepaalde studierichting, faculteit of departement aan een universiteit of hogeschool. In de vele steden worden de faculteitskringen van hogescholen studentenclub genoemd. In Antwerpen geldt dit ook voor de universitaire kringen. In Limburg en bij KVHV Brussel worden ze gewoon studentenvereniging genoemd.

flat: Hoofddeksel gedragen door Vlaamse katholieke studenten tussen 1919 en 1932, nadat de studentenpet verboden werd omdat ze te Duits was. De flat was een afhangende baret (zoals de Franse studentenmuts) in bordeaux fluweel. De naam is een vernederlandsing van de Waalse schimpnaam flatte (koeienvlaai) voor hun hoofddeksel. De pet werd in 1932 terug vervangen door de studentenpet. Na de Tweede Wereldoorlog hebben de Gentse studenten een tijd lang de flat terug ingevoerd. Sinds 1987 draagt de Brusselse club Bruxellas terug bordeauxrode flatten.

garde: Persoon die instaat voor de ordehandhaving op clubactiviteiten. Meestal maakt hij/zij deel uit van het praesidium. Zie ook Verbondswacht.

gast: Buitenstaander, niet-gecorporeerde die uitgenodigd is om een clubactiviteit bij te wonen. Commilitones van andere clubs die uitgenodigd worden, zijn gelijkgesteld met de eigen commilitones en worden dus niet als gasten beschouwd.

gecorporeerd: Wordt gezegd van een (oud-)student die lid is van een studentenclub. Om gecorporeerd te zijn, moet men de initiatieprocedure (doop, ontgroening) ondergaan hebben.

gilde: 1. Oude naam voor een studentenclub. 2. In Leuven (sinds 1881-85) en Gent (SK - 1996, GSK - 2003) de overkoepeling van de clubs van één provincie. In Leuven werden deze vroeger om een onderscheid met gilde1 te maken ook gouwgilde genoemd.

gildelied: Officieel lied van een (gouw)gilde.

gildepet: Hoofddeksel voor de Vlaamse katholieke studenten, in 1907 door Jef vanden Eynde ingevoerd ter vervanging van de calotte. Het was een stijve studentenpet naar Duits model, met verschillende kleuren voor elke gilde2. Ze werd na de eerste wereldoorlog verboden wegens te Duits.

gildepraeses (volgens de officiële spelling gildepreses): Praeses van een (gouw)gilde.

gouwgilde: Zie gilde2.

gouwliederen: Zie streekliederen.

grootmeester: Voorzitter van de Academische Bourgondische Orde.

heraut: Bestuurslid van de Academische Bourgondische Orde.

hoogofficieel: Gezegd van een activiteit waarvan de gasten in avondkledij verwacht worden (bv. een galabal). Avondkledij is een smoking, rokkostuum of militair gala-uniform voor heren en een lang avondkleed voor vrouwen.

hoogpraesidium (volgens de officiële spelling hoogpresidium): 1. Het kernbestuur van een studentenvereniging, meestal bestaande uit de praeses, de vice-praeses, de ab-actis en de quaestor. 2. De titel waarmee de schachtenmeester de praeses moet aanspreken op clubactiviteiten.

hora cum tempore (hct): De deelnemers van de activiteit zijn welkom vanaf dit uur, maar zijn niet verplicht stipt aanwezig te zijn.

hora sine tempore (hst): De deelnemers van de activiteit worden verwacht stipt op dit uur aanwezig te zijn.

horlogehanger: Zie Zipfel.

immatriculeren: Zich als student inschrijven bij een universiteit of hogeschool.

inofficieel: Gezegd van een activiteit waarvoor er geen kledijvoorschriften zijn, of althans waar geen stads- of avondkledij verwacht wordt.

kapittelheer: Afgevaardigde van een lid-club bij de Academische Bourgondische Orde.

klak: De klak of penne was het oorspronkelijke hoofddeksel van alle Belgische studenten. Het was een groene of witte pet die opzettelijk verfomfaaid werd en ook versierd met allerhande pins, die ondermeer de studies en afkomst van de student aangeven. Ze wordt ook crapuleuse genoemd. De katholieke studenten voerden in 1895 de calotte in als plaatsvervanger. Sindsdien wordt de pet enkel nog gedragen door vrijzinnige studenten.

kleurdragend: Wordt gezegd van studentenverenigingen waarvan de (bestuurs)leden linten en eventueel petten dragen.

kleuren: Zie clubkleuren.

kring: 1. Afkorting van faculteitskring. 2. Aan de VUB de algemene benaming voor een studentenvereniging.

lijfschacht: Zie petekind.

lint: Stoffen kleurenband gedragen door leden van studentenclubs en meestal ook door (bestuurs)leden faculteitskringen. Men onderscheidt praeseslinten en clublinten. Verder zijn er ook nog wijnlintjes, praesidiumlinten en schachtenlinten.

lintknoop: Metalen knoop die gebruikt wordt om een clublint samen te houden. De lintknoop bevat vaak een heraldische afbeelding en/of een gegraveerde spreuk. Hij wordt vaak verkeerdelijk bandkno(o)p genoemd.

magister reticularis: Latijnse naam voor de webmaster van een studentenclub.

maior schachtorum: Latijnse naam voor schachtenmeester. Noot: het meervoud is maiores schachtorum. Ook major schachtorum gespeld.

major seniorum: Voorzitter van het Hogescholenkonvent Gent. Noot: het meervoud is majores seniorum.

mensuur: Duel tussen leden van vechtende studentenclubs. In Duitsland doen voornamelijk leden van Corpora en Burschenschaften aan de mensuur. Voor katholieke en protestantse studentenverenigingen is het verboden. In Vlaanderen organiseert enkel het Corps Flaminea mensuren.

meter: Zie peter/meter.

monogram: Symbool van een studentenclub, dat bestaat uit de door elkaar gevlochten letters VCF, die staan voor Ut vivat, crescat floreatque... (oorspronkelijk komt dit van de loges en betekende het Vivant fratres coniuncti) en de beginletter(s) van de clubnaam, gevolgd door een uitroepteken. Enkel het KVHV voert het Nederlandstalige monogram LGBVV (Leve, groeie, bloeie Vlaams Verbond). De Duitse benaming is Zirkel.

MSS: Afkorting voor de senior seniorum van het Meisjesseniorenkonvent Leuven, naar analogie met SS voor de senior seniorum van het Seniorenkonvent Leuven.

natie: Middeleeuwse corporatie (gilde) die studenten en professoren van eenzelfde streek verenigde. Aan de traditionele universiteiten naar het model van Parijs waren er meestal vier. In Leuven waren er een Brabantse, een Vlaamse, een Hollandse en een Gallische natie. Het Latijn was natio, meervoud nationes. In Zweden en Finland bestaan de naties nog steeds.

nationale liederen: Om historische redenen zijn dit in Vlaanderen de volksliederen van de Nederlandstalige cultuurgemeenschap, namelijk Die Stem van Suid-Afrika, het Wilhelmus en de Vlaamse Leeuw. De meeste clubs zingen echter enkel de Vlaamse Leeuw; op plaatsen waar dit zeer moeilijk ligt, worden geen nationale liederen gezongen.

officieel: Gezegd van een activiteit waarvan de gasten in stadskledij verwacht worden. Stadskledij is bijvoorbeeld een maatpak voor heren en een cocktailjurk voor damens.

officieel gedeelte: Zie plechtig gedeelte.

olympicus: Latijnse naam voor sportführer (weinig gebruikt). Noot: het meervoud is olympici.

ontgroening: Definitieve, serieuze initiatieplechtigheid van een studentenclub. De schacht wordt hierna ouderejaars en dus een volwaardig commilito van de club. De ontgroening wordt voorafgegaan door het schachtenexamen.

ontgroeningsexamen: Zie schachtenexamen.

ouderejaars: Lid van een studentenclub dat ontgroend en nog niet afgestudeerd is. Het concept is sinds de jaren '60 ook overgenomen door faculteitskringen.

oud-lid: Lid van een studentenclub dat afgestudeerd is.

oud-praeses (volgens de officiële spelling oud-preses): Voormalige praeses van een studentenvereniging. De voorganger van de huidige praeses van een studentenclub wordt prosenior genoemd.

penne: Zie klak.

pet: Studenten droegen en dragen verschillende types hoofddeksels. De belangrijkste in Vlaanderen zijn het clubpetje, de studentenpet, de calotte, de Brusselse klak en de flat.

petekind: Schacht(in) waarvan een ouderejaar peter/meter is. Soms ook lijfschacht(in) genoemd.

peter: Elke schacht(in) krijgt bij zijn/haar doop een ouderejaars als peter/meter toegewezen. Meestal kan hij/zij die zelf kiezen. Een peter wordt soms ook biervader, een meter soms ook biermoeder genoemd. Hij/zij is het eerste aanspreekpunt voor de schacht(in) en stoomt die ook samen met de schachtenmeester klaar voor de ontgroening. Ook achter af blijft deze relatie behouden. Zo ontstaat er een bierfamilie.

plechtig gedeelte: Ook officieel gedeelte. Het laatste gedeelte van de cantus wordt het plechtige gedeelte genoemd. In dit deel worden enkele ingetogen liederen gezongen, op veel plaatsen de clubliederen van de bezoekende clubs en de nationale liederen. Het deel wordt afgesloten met de Oude-Rolderklacht.

plenis coloribus: Latijn voor "met alle kleuren". Betekent dat een activiteit in Couleur of met de clubkleuren (betekenis 2) is.

por: Vrouwelijke studente. Ontstaan als een pars pro toto voor borst, wat porre is in het dialect van Roeselare. De Leuvense en Limburgse jongensclubs nemen eenmaal per jaar een por mee naar een porrencantus. Tegenwoordig gebruiken meisjesstudentenclubs por ook als term voor hun date die ze meebrengen naar het omgekeerde equivalent.

porrencantus: Cantus van een jongensstudentenclub waar elk lid van de corona een vrouwelijke date (por) moet meebrengen. Tegenwoordig hebben meisjesstudentenclubs het concept omgekeerd en organiseren ze ook een porrencantus waarbij zij dan een date meebrengen die ze ook por noemen.

praefectus morum: Latijnse naam voor zedenmeester. Het meervoud is praefecti morum. De vrouwelijke versie is praefecta morum met als meervoud praefectae morum.

praeses (volgens de officiële spelling preses): De voorzitter van een studentenvereniging. Het meervoud is praesides, soms vernederlandst tot praesessen. Deze titel geldt ook voor vrouwen; enkel de voorzitster van het Sint-Goedeleconvent draagt sinds jaar en dag de pseudo-Latijnse titel praesida.

praeseslint (volgens de officiële spelling preseslint): Lint dat door de praeses van een studentenclub, een overkoepelend orgaan of (meestal) een faculteitskring gedragen wordt. Het bestaat uit dezelfde drie kleurbanden als het clublint en is 12 cm breed en 210 cm lang (tenzij voor de linten van de gildepraeses, die slecht twee kleurbanden hebben en 10 cm breed zijn). Op het praeseslint kan het wapenschild van de club geborduurd worden. Het schild is dan 10,5 cm op 9 cm en wordt aangebracht op 23 cm afstand van de schoudernaad, in de richting van de banen. Het lint wordt bijeengehouden met een gouden of een zilveren en snoer en heeft aan de uiteinden gouden of zilveren franjes. Het praeseslint wordt altijd boven de vest gedragen, met het schild op de borst. Oud-praesides hebben het recht een praeseslint te dragen met de jaartallen van hun praesesschap. Door clubleden wordt er ook naar gerefereerd als breed lint.

praesidiabel (volgens de officiële spelling presidiabel): Wordt gezegd van iemand die geschikt geacht wordt om lid van het bestuur te worden.

praesidium (volgens de officiële spelling presidium): Het bestuur van een studentenvereniging. Vaak wordt het hoogpraesidium aangevuld met een hele resem andere functies, vooral in faculteitskringen. Noot: het meervoud is praesidia.

praesidiumlid (volgens de officiële spelling presidiumlid): Bestuurslid van een studentenvereniging.

praesidiumlint (volgens de officiële spelling presidiumlint): Lint dat vaak door de praesidiumleden van faculteitskringen en buiten Leuven en Limburg ook van studentenclubs. In Leuven, Limburg, Geel en Antwerpen zien ze er hetzelfde uit als een praeseslint met vermelding van de functie en het jaartal. In Oost- en West-Vlaanderen, Brussel en Mechelen zijn ze smaller (8 cm), korter (180 cm) en hebben geen gouden of zilveren snoer en franjes. Het schild vermeldt dan ook enkel het monogram en niet het volledig schild. Ook oud-praesidiumleden hebben in de meeste steden het recht van zo'n lint te dragen. Door de inflatie van het aantal praesidiumfuncties is er hierdoor ook een wildgroei aan linten. Door clubleden wordt er ook naar gerefereerd als breed lint.

praetor (volgens de officiële spelling pretor): Latijnse naam voor garde. Het meervoud is praetores, soms vernederlandst tot praetoren. Soms gebruikt men als vrouwelijke vorm praetrix, met als meervoud praetrices.

prestatie: Een gewaardeerde tussenkomst op een clubavond, zoals bv. een speech. De prestatie kan ook door de praeses opgelegd worden.

princeps: Sinds 1997 de naam voor de voorzitter van het Gents Studentenkorps. Meervoud is principes.

procantor: Voorzanger van een studentenvereniging. Hij/zij zet de liedjes in op clubavonden en leert nieuwe liederen aan aan de leden. Meestal maakt hij/zij deel uit van het praesidium. Het meervoud is procantores, soms vernederlandst tot procantoren.

proconsul primus: Oud-voorzitter van de Folklore Academie aan de VUB. Het meervoud is proconsules primi.

prosenior: Oud-praeses die de voorganger is van de huidige praeses van een studentenclub. Een club heeft dus maar één prosenior! Het meervoud is proseniores, soms vernederlandst tot prosenioren.

quaestor: Penningmeester van een studentenvereniging. Het meervoud is quaestores, soms vernederlandst tot quaestoren. De vrouwelijke vorm is quaestrix, met als meervoud quaestrices.

regionale club: Zie streekclub.

rolder: Iemand die rolt.

rollen: Op rolling gaan.

rolling: Studentikoze term voor een kroegentocht in groep.

salamander: Plechtige heildronk waarbij het glas ad fundum wordt gedronken.

salamanderen: Een salamander geven of drinken.

schacht: Eerstejaars bij een studentenclub. Men wordt schacht vanaf de doop tot aan het moment dat men ontgroend wordt. Schachten vallen onder de verantwoordelijkheid van de schachtenmeester.

schachtenexamen: Examen over de kennis van de club en het traditionele studentenleven dat elke schacht in principe zou moeten ondergaan voor de ontgroening. Ook ontgroeningsexamen genoemd.

schachtenlint: Bij de meeste Duitstalige studentenclubs dragen de schachten geen clublint over de linkerschouder, maar een lint dat slechts twee van de drie clubkleuren bevat over de rechterschouder. Dit noemt men het schachtenlint. De schachtenmeester draagt dan een clublint over de rechterschouder en hierboven een schachtenlint over de linkerschouder. In Vlaanderen wordt deze traditie gevolgt door Duits geïnspireerde verenigingen zoals het Corps Flaminea en KAV Lovania.

schachtenmeester: Praesidiumlid dat instaat voor de opvang en de doop van de eerstejaars van een studentenvereniging.

schachtentemmer: Tegenwoordig op de meeste plaatsen de gebruikelijkere naam voor schachtenmeester.

schachtin: Vrouwelijke vorm van schacht.

schachtorum maior: Latijnse naam voor schachtenmeester. Het meervoud is schachtorum maiores.

scholierenvereniging: Vereniging voor middelbareschoolstudenten die een aantal gebruiken van studentenclubs heeft overgenomen. Ze hadden vaak een doop en organiseerden ook cantussen. De eerste zogenaamde collegebonden werden in de jaren 1870 opgericht door Albrecht Rodenbach. In 1903 werden de meeste verenigd in het Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond (AKVS). Nadat de KSA in de jaren '30 hun werking overnam, verdween hun binding met het studentenleven. Op dit moment is er één scholierenvereniging actief, het NJSV (opgericht in Brugge in 1978, tegenwoordig met actieve afdelingen in Antwerpen en Brussel). Het KVHV Gent startte in april 2008 met een scholierenverbond, het Katholiek Vlaams Scholierenverbond (KVSV). Dit nieuwe verbond zou afdelingen opstarten in Gent, Melle, Aalst, Loppem, Oostende en Veurne. In Oostenrijk en Zuid-Tirol zijn deze verenigingen wel nog populair.

scriptor: Schrijver van een studentenvereniging. Hij/zij staat in voor het verenigingsblad. In kleinere verenigingen wordt deze functie vaak gecombineerd met die van ab-actis. Het meervoud is scriptores, soms vernederlandst tot scriptoren.

senior: 1. Aanspreektitel voor de praeses van een studentenvereniging. 2. Oud-lid van Ekonomika Leuven. Het meervoud is seniores, soms vernederlandst tot senioren.

seniorabel: Wordt gezegd van iemand die geschikt geacht wordt om praees te worden.

seniorenconvent (meestal seniorenkonvent gespeld): Overkoepelend orgaan van clubs in een bepaalde stad of regio.

senior seniorum: Praeses van een Seniorenkonvent (SK Leuven, MSK Leuven, SK Ghendt, SK West-Vlaanderen, SK Kortrijk, SK Ancienitas, SK Westhoek, SK Zuid-Westers, SK KUB, KVHV Brussel, DHSV). Ook de nationale voorzitter van de NSV draagt deze titel. Het meervoud is seniores seniorum.

sine coloribus: Latijn voor "zonder kleuren". Betekent dat een activiteit zonder de clubkleuren (betekenis 2) is.

SM: Afkorting voor schachtenmeester of schachtorum maior.

sportführer: In Leuvense studentenclubs het praesidiumlid dat instaat voor de organisatie van sportactiviteiten.

SS: Afkorting voor senior seniorum (behalve die van het Meisjesseniorenkonvent Leuven).

stil gedeelte: Zie plechtig gedeelte.

streekclub: Studentenclub voor mensen die uit een bepaalde stad of streek afkomstig zijn. Ze nemen bij uitzondering buitenstaanders op die dan commilitones extra muros genoemd worden. De studentenclubs bij het SK Leuven, de regionale kringen aan de VUB en de oorspronkelijke clubs van het SK Ghendt zijn streekclubs. Ook regionale club genoemd.

streekliederen: Op elke cantus worden een aantal streekliederen gezongen. Het eigen streeklied kan bij streekclubs in het plechtige gedeelte gezongen worden. Bekende streekliederen zijn het Limburgs Volkslied (Limburg), Kempenland (Kempen), Klokke Roeland (Gent), Waasland (Waasland), Oilsjt (Aalst), Hertog Jan (eigenlijk Noord-Brabant, maar kan voor het hele oude hertogdom gezongen worden) en De Schelde (Antwerpen). Bij de Leuvense SK-clubs fungeren de gildeliederen als streekliederen.

studentenclub: 1. In het Vlaamse studentenleven een gezelligheidsvereniging voor studenten. De oudste benaming was gilde. De oudste clubs waren op regionale basis ingedeeld en worden dan ook streekclubs genoemd. Later kwamen er ook thuisclubs, caféclubs en vriendenclubs bij. 2. In sommige studentensteden (bv. Antwerpen) algemene benaming voor alle studentenverenigingen. 3. In vele steden (bv. Gent, Aalst, ...) de benaming voor de faculteitskringen van hogescholen.

studentencodex: Boek met harde kaft dat het corpsboek, de clubcodex en het studentenliederboek bevat. De bekendste zijn de blauwe en groene KVHV-studentencodices en de zwarte VUB-codex. Noot: het meervoud is dus studentencodices.

studentencorps: Zie corps.

studentendoop: Zie doop.

studentenfanfare: Fanfare van studenten, dikwijls verbonden aan het overkoepelend orgaan. De bekendsten zijn die van Leuven (1911, KVHV/SK), Gent (1972) en Hasselt/Diepenbeek ( Ambifaarke, 1991). Ook Aloïsiana (Brussel), Vlekho (Brussel), Ekonomika (Leuven) en de KULAK (Kortrijk) hadden in de jaren '90 hun eigen fanfares.

studentenknuppel: Tegenwoordig samen met de commandodegen en de cantushamer een mogelijk gezagssymbool voor de praeses en de schachtenmeester. Meestal wordt tegenwoordig een cantushamer gebruikt, alhoewel de knuppel nog afentoe voorkomt bij de schachtenmeester. In vroeger tijden liepen studenten ook met hun knuppel op straat, in Leuven bijvoorbeeld om zich te verdedigen in gevechten met Franstaligen en socialisten.

studentenkring: Zie kring.

studentenleider: 1. Persoon die een beslissende rol gespeeld heeft in het verbreiden van studententradities, zoals bv. Albrecht Rodenbach, Jef vanden Eynde en Mon de Goeyse. 2. Persoon die grote groepen studenten meekrijgt in de strijd voor politieke of maatschappelijke doelstellingen, zoals bv. Paul Goossens en Jozef Dauwe in de Leuven Vlaamskwestie.

studentenlied: Lied geschreven voor, door of over studenten.

studentenliederboek: Boek dat studentenliederen en liederen die door studenten gezongen worden bevat.

studentenpet: 1. De studentenpet was vroeger het normale hoofddeksel van de Vlaamse clubstudent. Buiten de clubavonden, waar ouderejaars een clubpetje droegen, werd ze altijd gedragen. Schachten, die nog geen clubpetje hadden, droegen de studentenpet altijd. De pet werd in 1907 ingevoerd in Leuven door Jef vanden Eynden. Tussen 1919 en 1932 werd ze vervangen door de flat. Er bestaan twee types studentenpetten: de soepelere pet (gedragen door o.m. KVHV en NSV) en de stijvere pet naar Duits model, gedragen door onder meer het Corps Flaminea, KAV Lovania, Caeruleus, Castrum, Mereta, Gaudia, Taxandria en Gavergild en tussen 1907 en 1914 ook door de Vlaamse studenten te Leuven (gildepet). 2. In Brussel ook een andere naam voor de klak. In tegenstelling tot het clubpetje wordt de studentenpet afgenomen tijdens het groeten, plechtigheden en plechtige liederen, bij het toedrinken, bij het aanbieden of aanvaarden van vuur en aan een open graf. Daarenboven wordt ze ook niet gedragen tijdens het serveren, het eten en het tappen.

studentenraad: Officiële en wettelijke vertegenwoordiging van de studenten bij een universiteit, hogeschool of associatie. De leden worden rechtstreeks verkozen of aangeduid door de betrokken faculteitskringen.

studententraditie: In België zijn er drie grote tradities in het studentenleven. De oudste is de Belgisch-vrijzinnige, gekenmerkt door de klak. Verder is er de Franstalig-katholieke, gekenmerkt door de calotte en de jongste is de Vlaamse katholieke traditie, gekenmerkt door studentenpet en clubpet. KAV Lovania volgt de Duitse CV-traditie en het Corps Flaminea een mengeling van de Vlaamse katholieke en de Duitse corpstraditie.

studentenvereniging: 1. Algemene benaming voor verenigingen die (voor het grootste deel) uit studenten bestaan. Men onderscheidt studentenclubs, faculteitskringen, politieke, culturele, religieuze en sportverenigingen voor studenten. 2. In Limburg en bij KVHV Brussel de gangbare benaming voor een faculteitskring.

tempus: Pauze tijdens de clubavond. Er bestaan twee soorten tempus: het tempus commune en het tempus personale. Noot: tempus is onzijdig en het meervoud is tempora.

tempus commune: Algemene pauze tijdens de clubavond. De regels van de clubcodex zijn tijdelijk opgeschort. Vroeger was er meestal één tempus commune per avond, nu zijn het er meestal drie. Het meervoud is tempora communia.

tempus personale: Pauze tijdens de clubavond die voor korte tijd wordt toegestaan aan één persoon, die dat bij de praeses aangevraagd heeft (de schachten bij de schachtenmeester). Meestal wordt deze pauze gebruikt om naar het toilet te gaan. In een aantal verenigingen moet men een pisrijmpje bedenken alvorens men toestemming krijgt. Het meervoud is tempora personalia.

thuisclub: Regionale studentenclub die niet vergadert in de studentenstad, maar in de thuisbasis van de leden. De activiteiten vinden meestal plaats in het weekend en daarom wordt dit type club ook weekendclub genoemd.

toque: Zie calotte.

vaandrig: Vaandeldrager. Staat in voor het bewaren en dragen van het clubvaandel en eventueel ook van de andere clubattributen.

vechten: Het houden van een studentenduel met de rapier (schermdegen of Schläger). Ook duelleren genoemd.

Verbondshuis: Huis dat eigendom is van of gehuurd wordt door een KVHV-afdeling of haar leden.

Verbondslied: Officieel lied van een KVHV-afdeling.

Verbondspet: Studentenpet gedragen door KVHV-leden. Ze zijn van een soepel model, uitgevoerd in bordeaux met een zwarte, korte klep, afgeboord met een band met de kleuren van de KVHV-afdeling.

Verbondspraeses: Praeses van een KVHV-afdeling of van Atomos in Geel.

Verbondsraad: Het algemeen convent van een KVHV-afdeling. Vroeger, toen de afdelingen van Leuven en Gent nog veel groter waren, waren dit niet alle leden, maar een gekozen vertegenwoordiging.

Verbondsraadvoorzitter: Voorzitter van de Verbondsraad.

Verbondswacht: 1. Verzameling personen die instaan voor de ordehandhaving op KVHV-activiteiten. 2. Praeses van de Verbondswacht.

vertor: Praesidiumlid dat instaat voor de organisatie van ontspannende en culturele activiteiten. Deze term wordt vooral in Diepenbeek gebruikt. Het meervoud is vertores, soms vernederlandst tot vertoren.

vice-praeses (volgens de officiële spelling vicepreses): De ondervoorzitter van een studentenvereniging. Volgens de oorspronkelijke clubcodex vervulde hij ook de functie van schachtenmeester, maar beide functies zijn nu meestal gesplitst. Het meervoud is vice-praesides, soms vernederlandst tot vice-praesessen.

Vollwichs: In de Duitse wereld het uniform dat door de bestuursleden van studentenclubs gedragen wordt bij plechtigheden. In Vlaanderen wordt het enkel gedragen door KAV Lovania en het Corps Flaminea.

vriendenclub: Studentenclub die is opgericht door een groepje vrienden en vaak geen echte doelgroep heeft. Dit type clubs bloedt meestal dood na de eerste generatie.

weekendclub: Zie thuisclub.

wijnlint: Clublint dat in de Duitstalige landen door sommige meisjesstudentenclubs gedragen wordt. Het is smaller dan een gewoon clublint (slechts 12 mm i.p.v. 27 mm). In Vlaanderen droeg enkel het Sint-Goedeleconvent tussen de jaren '70 en 2002 wijnlintjes. Het gewone clublint wordt in de Duitstalige landen een bierlint genoemd. De benaming komt van de Zipfel waarin de verschillende soorten lint gebruikt werden.

zedenmeester. Hij/zij staat in voor de goede zeden op clubactiviteiten. De zedenmeester heeft meestal het recht om zonder toestemming van de praeses straffen uit te delen, onder meer voor het verstoren van de orde, het niet sluiten van het liederboek na een lied en het maken van ongepaste geluiden. Hij/zij maakt meestal deel uit van het praesidium. Deze functie is niet origineel en duikt op sinds de jaren '60 wanneer de corona's te groot werden om enkel door de praeses geleid te worden.

Zipfel: Kleinood dat uitgewisseld wordt tussen gecorporeerden als een teken van vriendschap en trouw. Dit Duitse woord wordt in het Nederlands soms vertaald als bierhanger of horlogehanger; het meervoud is ook Zipfel. De Zipfel worden ingehaakt in een zipfelhouder. Je allereerste Zipfel krijg je van je peter bij je ontgroening. Dit is een Zipfel met een clublint in, die daarom ook Bierzipfel genoemd wordt. Latere Zipfel zijn Weinzipfel omdat ze een wijnlintje bevatten. Verder bevat een Zipfel enige metalen plaatjes waarin de namen van de uitwisselaars en een spreuk zijn gegraveerd. Vroeger werden Zipfel vastgehangen aan een antiek horloge. Tijdens een clubavond kan de zipfelhouder ook op het bierglas gespeld worden. Zipfel worden uitgewisseld na het zingen van een Ave Confrater.

zipfelhoer: Iemand die niet enkel met zijn beste vrienden, maar met iedereen die hij of zij kent in het studentenleven, Zipfel uitwisselt.

zwanenzang: Plechtigheid waarmee de laatstejaars onder de commilitones afscheid nemen van het actieve studentenleven. De plechtigheid gaat dat door op de laatste clubavond van het jaar, na de installatie van de nieuwe praeses en maakt deel uit van het plechtige gedeelte. Na een inleidende toespraak van de praeses, krijgen de laatstejaars de mogelijkheid om om beurt te corona toe te spreken, afgewisseld met rustige, studentikoze liederen die ingetogen gezongen worden. Vaak mag de laatstejaars zelf een lied kiezen en krijgt hij een aandenken van de club. Uiteindelijk wordt de Oude-Rolderklacht gezongen en zingen de laatstejaars het Ruiterslied.

Peter Dirix