De wrede moord van Leuven beschrijf een incident tussen Vlaamse en
Waalse studenten in de woelige jaren '20. De tekst is te vinden in de Leuvense
en Gentse KVHV-codices op p. 268. In de edities van 2001 tot 2007 staan enkel de
eerste vier strofen. Het lied is op dezelfde melodie als De slag van Matadi.
De onderstaande tekst is overgenomen uit O vrij studentenheerlijkheid van dr. Mon de Goeyse.
Partituur
Gezongen versie van De slag van Matadi
De wrede moord van Leuven
1. | 't Was op 'n nacht in de maand April |
| D'r was geen enk'le gardevil |
| Maar een troep Walen was rond aan 't dwalen |
| In de Parijssche straat bij d'Hallezale |
| Daar viel er een een Vlaming aan |
| Om met zijn pet op loop te gaan |
2. | De Vlaming zei: "Dat mag niet zijn |
| Hij steelt mijn pet, dat Waalsch venijn!" |
| Hij zocht de virenden die hij kon vinden |
| Om dan die Vlaamsche pet terug te vinden |
| En Colback die werd nagezet |
| Voor die gestolen Vlaamsche pet |
3. | En Colback, die grote held |
| Was met een wijf vooruitgesneld |
| Met haat in d'oogen naar 't kot gevlogen |
| En om aan 't Vaderland zijn moed te toogen |
| Zette hij zijn deur al op een kier |
| En schoot op Berten een keer of vier |
4. | De kogel trof hem in de borst |
| De straat werd met zijn bloed bemorst |
| Want uit de ronde gapende wonde |
| Zeeg voor het Vlaamsche recht jong bloed ten gronde |
| Zij droegen hem naar 't hospitaal |
| Zoo laf vermoord door eenen Waal |
5. | Een stoer pandoer nam Colback vast |
| En stopte hem al in de kast |
| Die hartelooze zonder te bloozen |
| Sprak in de zoete taal van de Fransooizen |
| "Ik heb geen spijt van mijne daad |
| 'k Heb hem vermoord uit rassenhaat" |
6. | Eenieder zei: "Hij is er aan |
| Hij heeft al kwaad genoeg gedaan |
| Nu zal hij moeten zijn schuld uitboeten |
| Hij speelt al lang genoeg met onze voeten!" |
| Maar in beroep kwam hij weer vrij |
| Is dat geen wreede schelmerij? |
7. | 't Werd ondertusschen derde mei |
| En ieder eerlijk mensch die zei: |
| "D'universiteite haar plicht zal kwijten |
| En dezen moordenaar de deur uitsmijten |
| Want d'hoogeschool is katholiek |
| Zij duldt geen moordenarenkliek |
8. | Maar de Rector schreef een Fransch advies |
| Op d'inspiratie van de Vice |
| "Het is verboden stoeten te houden |
| En ieder Flamingant zijn muil moet houden |
| En die nog roept, vliegt aan de poort |
| Maar over Colback viel geen woord |
9. | De Vlaming die 't epistel las |
| Die riep: "Verdraaid, dat is te kras! |
| Zoudt ge niet zeggen, wie zal 't weerleggen |
| Dat ze de schuld der moord op ons nog leggen!" |
| En Beeckman schreef een open brief |
| Waarin hij aankloeg deze grief |
10. | De Vice die zocht in 't reglement |
| Hoe hij kon straffen dien student |
| En na veel zoeken in dikke boeken |
| Vond hij l'article 23 om hem te vloeken |
| Maar Beeckman zei dan heel kordaat |
| "'k Beroep mij op des Rectors raad" |
11. | Maar in de Rectorale Raad |
| Meet men altijd met dubb'le maat |
| Dees vies affaire was om te blêren |
| Paul Beeckman il devait bien vite se taire |
| Want op het laatst zong men en chœur |
| "We smijten Beeckman aan de deur" |
12. | En die dit liedje heeft gehoord |
| Vertelle 't maar aan ieder voort |
| Hoe dat die mannen met looze plannen |
| Tegen het Vlaamsche recht steeds samenspannen |
| Staat allen van nu af paraat |
| In het oosten blinkt de dageraad |
Het lied werd gerijmd naar aanleiding van een nachtelijk treffen in
april 1924 tussen Vlaamse en Waalse studenten, dat tragisch eindigde
toen de Waal Colbacq de Vlaming Vallaeys met een revolverschot verwondde.
De dichter van het lied is niet bekend.
Gaby (Gabriel) Colbacq, geboren te Saint-Hubert in 1901, studeerde
landbouwwetenschappen. Berten (Albert) Vallaeys, geboren te Roeselare
in 1898, studeerde voor bouwkundig ingenieur. Beiden waren soldaat op
het einde van de eerste wereldoorlog, student te Leuven van 1919 tot
1924 en actief in het verenigingsleven.
Van 12 tot 14 april 1924 zou te Leuven het negende Groot-Nederlands
studentencongres worden gehouden. Dagen van te voren verschenen in
de Franstalige pers, vooral in La Nation belge, opruiende
artikelen, waarin het verbod van het congres werd geëist. Vooral
de deelneming van Bataves lag de Belgische patriotards zwaar
op de maag. Door de belgicisten werd een waar complot gesmeed om te
beletten dat het congres zou doorgaan. Aan de zaaleigenaars werd
geld aangeboden, opdat ze de zaal aan de inrichters van het congres
zouden weigeren; een commando eiste van de eigenaar van hotel Majestic
dat hij zijn Noord-Nederlandse logeergasten de deur zou wijzen (een
van de indringers werd door de broer van de hoteleigenaar met een
messteek gewond); een bende trok naar Tervuren om er de uitstap
van de congresdeelnemers hardhandig te verstoren.
Een van de felste Waalse haantjes-de-voorste was Gaby Colbacq, steeds
te zien waar er herrie te schoppen viel. Alhoewel de paasvakantie
begonnen was, bleef hij te Leuven op zondag 14 april. Na zijn revolver
op zak te hebben gestoken, liep hij met zijn broer Christian en twee
andere Walen (er was ook een vrouw in hun gezelschap) 's avonds laat
en 's morgens in de straten van Leuven rond. Tussen vier en vijf uur
's ochtends ontmoetten ze aan de hoek van de Minderbroedersstraat en
de Parijsstraat twee Vlaamse studentenleiders, Joz Vermeulen en Amaat
Dumon, die van het afscheidsmaal (tot besluit van het congres in zaal
Patria gehouden) terugkeerden. De Walen vielen de Vlamingen aan,
sloegen Vermeulen tegen de straatstenen en Colbacq rukte hem de flat
van het hoofd.
Vermeulen trommelde enkele kameraden op die nog nafeestten in een café
aan de Oude Markt en in groepjes gingen ze op ronde op zoek naar Vermeulens
pet. De Vlamingen Berten Vallaeys en Louis De Smet waren de eersten die
op Colbacq en zijn broer botsten. Er ontstond een worsteling en de Walen
zetten het op een lopen, Gaby Colbacq nog steeds met de flat van Vermeulen
in de hand, achternagezet de Vallaeys en De Smet. In de Vital Decosterstraat
gekomen, loste Colbacq een drietal revolverschoten op zijn achtervolgers,
die links en rechts van de straat dicht langs de huisgevels liepen. Colbacq
en zijn broer bereikten het huis in de Sint-Maartenstraat waar zij op
kot waren en sloegen de deur dicht. Vallaeys en De Smet begonnen met hun
stokken op de deur te hameren, tot deze plots op een kier geopend werd
en Gaby Colbacq op manshoogte vier revolverschoten afvuurde. Vallaeys
werd in de borst getroffen en viel bloedend neer.
Intussen waren nog andere Vlaamse studenten ter plaatse gekomen en ook
twee kanonniers van de nabijgelegen artilleriekazerne in de Sint-Maartenstraat.
Zij hielpen Vallaeys naar de ziekenzaal van de kazerne dragen, waar hij op
een houten tafel werd neergelegd en een bijgeroepen dokter niets bij de
hand vond om de gewonde de eerste zorgen toe te dienen. Intussen hadden de
studenten er een pater bijgehaald, die aan Vallaeys de laatste sacramenten
toediende, alsook de Vlaamsgezinde dokter Michel Mulier, die Vallaeys deed
overbrengen op een draagberrie naar zijn kliniek in de Predikherenstraat.
Dokter Mulier stelde vast dat er een kogel in de rechterlong van Vallaeys
was blijven steken en beschouwde zijn toestand als zeer ernstig.
Intussen was Colbacq door de politie aangehouden; tijdens het eerste
verhoor verklaarde hij in staat van wettige zelfverdediging gehandeld
te hebben. Later, tijdens het gerechtelijk onderzoek, zou hij verklaren
dat hij ook door haine de races gedreven werd.
Na een verblijf van drie maanden in het ziekenhuis herstelde Vallaeys
gelukkig van zijn verwonding. Colbacq kreeg een voorwaardelijke
gevangenisstraf en een geldboete. Voor de toekenning van de schadevergoeding
werd Vallaeys in eerste aanleg voor een derde aansprakelijk geacht en
in beroep voor de helft.
Toen de studenten na de paasvakantie naar Leuven terugkeerden, lazen
zij ad valvas een avis van de rector, gedagtekend 3 mei 1924, zoals
gebruikelijk enkel in het Frans. Daardoor werd elke deelneming aan
een betoging in verband met de douloureux événements
van 15 april en elke betoging in verband met politieke of taalkwesties
verboden, op straffe van het consilium abeundi (wegzending van
de universiteit). Er was geen woord van afkeuring voor de moordpoging
van Colbacq en ook geen sanctie tegen hem.
Paul Beeckman, student in de rechten uit Ninove, die net tot praeses
van het KVHV voor het academiejaar 1924-25 verkozen was, publiceerde
op 15 mei een open brief aan rector magnificus mgr. Paulin Ladeuze. Daarin tekende
hij protest aan tegen het verbod om te betogen, dat uitsluitend gericht
bleek tegen de Vlaamse studenten, alsof zij schuld hadden aan de aanslag
op Vallaeys. Beeckman werd ontboden door vicerector mgr. Raphael Beyls,
spécialement chargé du maintien de la discipline.
Deze deelde hem mee dat hij het consilium abeundi had opgelopen
vanwege openlijke opstand tegen de academische overheid en dit op grond
van artikel 23 van het Réglement général de l'UCL.
Dit artikel luidde: "Les étudiants ne peuvent former des
associations, ni donner des fêtes, ni faire des démonstrations
collectives sans une autorisation préalable".
Paul Beeckman diende nog een verdediging in, maar de academische raad
stuurde hem weg. Na hem werden nog acht Vlaamse studenten weggezonden,
waaronder Gerard Romsee en Tony Herbert. In maart 1925 ontbond
mgr. Ladeuze het KVHV, waarop het bestuur meldde dat zij zich niet
ontbonden verklaarden. Het conflict bleef de rest van jaren '20 smeulen,
met een nieuw hoogtepunt bij de Bormsverkiezing in 1928. De betrekkingen
tussen de studenten en de universiteit werden na 1930 genormaliseerd.
Bewerkt door Peter Dirix
|